Op 4 februari 2011 trok ik mijn stoute schoenen aan en ging ik met vol goede moed naar mijn docent “historische benadering ”.
Ik had nooit verwacht zomaar te kunnen binnenvallen bij de docent Benedict Wydooghe en dan nog tijdens zijn middagpauze.
De ontmoeting was beter dan verwacht. Aangenaam zelfs. De docent had er alle begrip voor dat ik hem had gemaild via zijn Gmail-account om een feedback aan te vragen, hoewel dat dit eigenlijk via zijn Katho-emailaccount moest. (Het is maar om te zeggen: vraag uw feedback aan, via de Katho-mail).
Ik overliep alle blogbijdragen die ik de afgelopen maanden had geschreven. De teksten had ik geschreven met duidelijke verwijzingen naar het boek “Zorg en de Staat” van Abram de Swaan. Het boek was immers de leidraad voor alle teksten die wij moesten schrijven.
Hoe heb ik mijn teksten geschreven en waarom? De ideeën voor de bijdragen kwamen als het ware op mijn weg. Ik las de kranten, keek naar mijn omgeving, volgde de actualiteit, enz… .
Wanneer een onderwerp mij aansprak maakte ik een (enkele) tekst(en). Ik liet dat vervolgens een tijdje liggen, al was het een pas gebrouwd biertje dat nagiste op de fles. Ik las de tekst opnieuw na en wanneer nodig paste of vulde ik de tekst aan.
Overzicht
In mijn eerste bijdrage op het blog wou ik aangeven dat mijn keuze om politie-inspecteur te worden, nadat ik eerst voor onderwijzer had gestudeerd, eigenlijk niet zo uitzonderlijk was. Vaak traden onderwijzers op als politieagent, gaf Abram de Swaan ons mee.
In de tekst “Sire, zijn er nog proletariërs” stelde ik me de vraag of de ongelijkheid vandaag nog tot grote politieke acties zou kunnen leiden. Via Abram de Swaan kwam ik te weten dat de – historische - liefdadigheid niet zo altruïstisch was. De belangrijkste impuls voor collectivisering kwam van de conflicten tussen de elites die trachtten de dreiging van de armen af te wenden. Anderzijds konden zij gebruik maken van de mogelijkheden die de armen hen boden (goedkoop werkvolk).
Ik vergeleek de huidige ongelijkheid tussen de armen en de rijken en kwam tot de conclusie dat we geen grote revolutie moesten vrezen[1], dit in tegenstelling tot vroeger. Mijn idee is dat er een te grote groep middenklasse bestaat die zich niets aantrekt van de armen, en de rijken met rust laat.
Toen ik in oktober 2010 op reis was in Florida wezen mijn Amerikaanse vrienden me op mijn talenkennis. Ik schakelde schijnbaar gemakkelijk over van het Engels naar het Spaans en vervolgens naar het Nederlands. Ook Abram de Swaan had het over het belang van een gemeenschappelijke taal, schitterend voorgesteld in zijn bloemconfiguratie. Enkele uitspraken van Bruno De wever en onderwijsminister Pascal Desmet gaven mij de inspiratie voor mijn “Engels als Belgische lingua franca”.
Mijn vierde tekst heb ik eigenlijk geschreven als reactie op een tekst van medestudent Didier Demelin. Didier had over de smekende blik van een kind van ouders die illegaal in België waren. In december 2010 was het vluchtelingendossier “hot”. Het was extreem koud en vele vluchtelingen moesten op straat slapen. Abram de Swaan stelde dat een verstoring van het systeem van armenzorg, waarbij een gemeenschap zijn deuren opent voor armenzorg (en andere gemeenschappen niet), zorgde voor een overspoeling door desperate hulpzoekers. Ik vroeg me af of het vandaag de dag ook niet aan de orde was.
In “Zorg en de Staat” beschreef de auteur het ontstaan van het onderwijs in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten. Ik wou dit (zeer bescheiden weliswaar) doen voor België. Ik schreef over het ontstaan van scholen en de moeilijkheden door de schoolstrijd. Ik deed dit aan de hand van het ontstaan van de Normaalschool te Brugge. Ik ben zelf een product van die school met een loodzware maar boeiende geschiedenis.
In “Armenzorg in Brugge” heb ik het net als in het boek van Abram de Swaan over een stuk sociale geschiedenis. Armen overspoelden de stad op zoek naar werk. Werk was er niet waardoor ze waren overgeleverd op datgene wat de stedelingen hen toestopten. Godshuizen werden opgericht door rijke families die op die manier hun plaatst in de hemel verdienden. De huisjes werden opgericht om oude mensen, gebrekkigen en armen te huisvesten. De godshuizen, zoals ze nu nog bestaan, zijn in Brugge allemaal eigendom van het OCMW. Men kan dus stellen dat de huisjes in de 21ste eeuw nog steeds dezelfde functie hebben. (Al is het comfort er veel verbeterd).
Over de rol van de burgemeester in het kader van openbare orde schreef ik het liefst. Het onderwerp is zowat de rode draad in mijn werk. Ik geef regelmatig adviezen aan overheden in het kader van openbare orde. Openbare orde omvat openbare rust, - gezondheid en – veiligheid. Het is de hoeksteen van onze democratie en een kleine afwijking, zowel langs de kant van de overheid als langs de kant van de burgers kan gevaarlijk zijn. Daar waar Abram de Swaan schrijft over de initiatieven (of lees: verplichtingen) van de gemeenten (of hogere overheden) is dit eigenlijk ingegeven door wat men omschrijft als “openbare orde”.
De tekst over de rol en bevoegdheid van de politie gaat eigenlijk over de ‘arm van de wet’. De politie in de rol van uitvoerder van de hogere overheden. Deze tekst hangt nauw samen met de vorige tekst.
Mijn bijdrage over de invloed van de industrialisatie op de openbare hygiëne sluit als het ware het drieluik af over de openbare rust, veiligheid en gezondheid.
Tijdens de voorbereiding van het schrijven van “het ontstaan van de vakbonden” heb ik vooral veel gelezen over het onderwerp. Ik dacht altijd dat het ontstaan van een syndicaat een ziekenfonds voorafging. Ik leerde uit het boek van Abram de Swaan dat dit eigenlijk omgekeerd was. De geschiedenis van de sociale strijd sprak me wel aan.
Reflectie
In het begin was het lezen van het boek “Zorg en de Staat” van Abram de Swaan een ware opdracht. Ik moest gewoon worden aan de manier van schrijven en woordgebruik van de auteur. De onderwerpen die hij aansneed, boeiden mij meer en meer. Door het lezen van het boek kreeg ik gaandeweg nieuwe ideeën, zelfs nieuwe inzichten. Ik probeerde steeds de link te leggen met het heden en begreep steeds beter waarom en hoe bepaalde collectieve goederen ontstaan waren en waarom interdependenties noodzakelijk waren.
Had ik er ook iets van geleerd?
Ik heb geleerd om een blog te maken. Ik ga meer dan waarschijnlijk in de toekomst verder “bloggen”, al zal de inhoud vermoedelijk iets anders zijn.
Ik maak nu sneller een sociale reflex. Zoals al aangegeven heb ik de maatschappelijke relevantie van collectieve goederen en diensten ingezien. Als gezonde man van middelbare leeftijd met vast werk zag ik dat niet altijd in. (Kort door de bocht stelde ik me de vraag waarom ik altijd meer moest betalen voor sommige collectieve goederen en anderen niet of minder). Tegenwoordig lees ik al sneller zaken over sociale zekerheid, armoede bestrijding, emancipatie, onderwijs, gezondheidszorg, enz …
Ik heb ook een geschiedkundige invalshoek ontdek (de sociologische benadering) waar ik niet eerder – bewust - was blijven bij stil staan.
Ondertussen is mijn boekenkast aangevuld met boeken over de eerder aangehaalde onderwerpen die behandeld zijn in het Boek “Zorg en de Staat” van Abram de Swaan. Nu nog wat tijd vinden om ze te lezen.
Tot slot wil ik ook mijn 'volgers' bedanken voor het lezen van mijn blog en om deze eventueel ook van commentaar te voorzien. Als ik antwoord(de) op uw bijdrage of een reactie op één van mijn eigen teksten, is (was) dit niet omdat ik niet akkoord ben met uw mening. Het is gewoon omdat ik van een goede discussie hou.
[1] In de West – Europese samenleving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten