dinsdag 4 januari 2011

De burgemeester en de openbare orde.

Als hoofdinspecteur van politie binnen het korps “Het houtsche” (gemeenten Beernem, Oostkamp, Zedelgem) ben ik verantwoordelijk voor het beheer van evenementen. (deze evenementen kunnen zowel een staking, een openbare bijeenkomst of een fuif zijn).


Dit houdt onder meer in dat ik in het kader van openbare orde,  adviezen verleen aan de burgemeester, aan  het College van Burgemeester en Schepenen en (in mindere mate) aan de gemeenteraad.
De reden van het geven van adviezen ligt in het feit dat de bestuurlijke overheid verantwoordelijk is voor de openbare orde. Zij moet opkomen voor het algemeen belang en met de nodige alertheid en zorg begaan zijn opdat de nodige preventieve maatregelen genomen worden om ongevallen te voorkomen.
Indien er toch incidenten of voorvallen zijn die de veiligheid in gevaar brengen, moeten zij in staat zijn de nodige beheersmaatregelen te nemen.

In de volksmond wordt vaak gesproken over regulitis, zijnde een veelheid van reglementen en wetten.

Voor de organisators van evenementen komt dit vaak over als het ontnemen van de lust tot het organiseren. Dit is geenszins het geval. De regelgeving is niet alleen noodzakelijk, het kent eigenlijk ook een zeer lange geschiedenis. Deze geschiedenis komt als het ware overeen met het democratisch bestel waarin wij leven.

Het organiseren van een manifestatie en of evenement vertaalt zich in juridische termen als “het gebruik maken van het (grondwettelijk)recht en de vrijheid van vergaderen”[1].

Het organiseren van een vergadering (lees : alle openbare bijeenkomsten) heeft een directe relatie met de noodzaak om alles rustig, vredig en zonder ongevallen te laten verlopen, hetgeen in algemene termen omschreven wordt door het begrip ‘openbare orde’.  Het begrip ‘openbare orde’ omvat drie componenten : de openbare rust; openbare gezondheid en openbare veiligheid.

De verantwoordelijkheid voor de openbare orde wordt gedragen door de bestuurlijke overheid, in eerste instantie het laagste echelon – de gemeente.[2]  De gemeentewet laat daaromtrent geen enkele twijfel bestaan: “onverminderd de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken, van de gouverneur en de bevoegde gemeentelijke instellingen, is de burgemeester die verantwoordelijke overheid inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente”.

Om zijn taken ter zake uit te voeren heeft de burgemeester in het kader van bestuurlijke politie  een uitvoerende bevoegdheid , een verordenende bevoegdheid en een vorderende bevoegdheid.

De burgemeester kan uit hoofde van zijn uitvoerende bevoegdheid ambtshalve optreden en alle maatregelen nemen met individuele of bijzondere draagwijdte die tot doel hebben om binnen de gemeenten de openbare orde te waarborgen. De burgemeester kan dus iets verbieden (bijv. vuurwerk, sluiten van uitgaansgelegenheden wegens overlast, enz…) of iets gebieden (aantal deelnemers beperken, verlenen van een vergunning, zones aanduiden langs waar een stakingsmanifestatie moet gaan, enz…).

In het kader van de verordenende bevoegdheid van de burgemeester kan de burgemeester politieverordeningen maken. Dit kan in het geval van oproer, kwaadwillige samenscholingen, ernstige stoornis van de openbare orde (lees : rust, veiligheid en gezondheid), waarbij het geringste uitstel gevaar of schade kan opleveren voor de bewoners (bijv. een wilde staking),  .

In geval van onheil, ramp, oproer of kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde kan de burgemeester krachtens zijn vorderende bevoegdheid de federale politiediensten vorderen. Indien de middelen van de politiediensten onvoldoende zijn, kan de burgemeester eveneens de krijgsmacht vorderen.

Op het eerste zicht lijken deze bevoegdheden normaal, maar zo ‘normaal ‘ zijn ze eigenlijk niet. Het betekent immers dat één persoon, i.c. de burgemeester, het doen en laten van vrije burgers kan beperken. (Ik ga hier even kort door  de bocht gelet op het feit dat er heel wat controlemechanismen bestaan op het optreden van de burgemeester).
Deze bevoegdheden, eigenlijk voorkomend  uit de bezorgdheid de openbare orde te bewaren (openbare rust, veiligheid en gezondheid), is historisch gegroeid.

In het boek van Abram de Swaan “Zorg en de Staat” lezen wij dat migratie naar de steden een gevaar betekenden voor de stedelijke veiligheid.   

De onmiddellijke nabijheid van (arme) vreemdelingen werkte voortdurend ergernis op en zorgde voor een voortdurende botsing en fysiek geweld. Het was voor de ‘mindere rijken’ vrijwel onmogelijk om zich te isoleren van andermans handelingen. De arme inwijkelingen leefden er opeengepakt zonder enige vorm van privacy. Het leven speelde zich grotendeels af op straat.
Het stadsleven bracht zo zijn eigen onzekerheden met zich mee: misdaad, straatgeweld, rebellie, de onvoorspelbare cycli van de stedelijk-industriële arbeidsmarkt en massale epidemieën.
Ook de angst voor opstand, straatrellen en misdaad heerste alom.

Al deze dreigingen konden leiden  tot collectieve actie zoals gewelddadige opstand tegen de stedelijke orde en rebellie.
Later, toen het proletariaat wat beter georganiseerd was (mede door de opkomst van vakbonden) werden deze gewelddadige onlusten opgevolgd, die niet altijd vreedzaam verliepen, maar de stedelijke orde toch minder ontwrichtten.

De vraag naar  waakzaamheid en repressie, maar ook naar veelomvattende en ingrijpende preventieve maatregelen inzake openbare veiligheid, rust en volksgezondheid en hygiëne vanwege de stadspopulatie werd steeds duidelijker.
Het antwoord op de stedelijke criminaliteit was verhoogde waakzaamheid door de sinds kort ingestelde permanente politiekorpsen.
De politie kwam ten goede van de burgers, zonder onderscheid van rang of stand. Niemand kon uitgesloten worden van de veiligheid die werd geboden.

Het specifiek karakter van de dienstverlening en de bijzonder specifieke eigenschappen van de bebouwde gebieden bepaalden de problemen waarvoor het stadsbestuur zich gesteld zagen. Dat  maakte dat de  burgemeester hoofd werd van de stedelijke politie. Hij was immers goed geplaatst en kende de plaatselijke problemen het best.

Het gevolg van dit proces, maakt dat de burgemeester een grote bevoegdheid heeft gekregen in het kader van het bewaren van de openbare veiligheid (opstanden tegen de overheid, rebellie, …), de openbare rust (nachtlawaai, overlast, burengerucht …) en openbare gezondheid (ontruiming bevelen van gebouwen, onbewoonbaar verklaring van woningen, …).

De bevoegdheid van de burgemeester, en dus ook zijn verantwoordelijkheid,  is enorm. Zelfs sommige burgemeester zijn niet vertrouwd met die verantwoordelijkheid.
Mocht je, je ooit eens afvragen waarom het zo nodig is dat er een verordening bestaat om je te verplichten om de sneeuw te ruimen op het voetpad;  sta dan even stil bij het feit dat de burgemeester (anders) verantwoordelijk is voor uw gezondheid en veiligheid.

Ook al eens afgevraagd waarom er bij evenementen politie aanwezig is?
Hoe komt het dat een Burgemeester schijnbaar zomaar een instelling tijdelijk kan laten sluiten?
Dit zijn allemaal voortvloeisels uit de bevoegdheid van de burgemeester.

Als je nu nog eens gevraagd wordt door de politie om een bepaalde plaats te verlaten, werk dan mee en verlaat de plaats (je mag je uiteraard wel vragen stellen). De (tijdelijke en gefundeerde) beperking van uw vrijheid is immers wettelijke bepaald.


[1] Artikel 26 Gec. G.W.
[2] Artikel 135 §2 van de nieuwe gemeentewet. Zie eveneens artikel 128 van de Provinciewet.


Geen opmerkingen: