Als ik het goed voorheb, dan heeft “rijk” en “arm” zo goed als altijd al bestaan. Van zodra de mens sedentair is gaan leven, kon hij een surplus (eigendom, eten, middelen, …) opbouwen en kon hij deze vervolgens onttrekken aan anderen. Zo is het begrip arm en rijk ontstaan.
Om de uitsluiting tot het begrip surplus te handhaven waren er mechanismen nodig om zich tegen de “armen” te beschermen. Eén van die mechanismen was de onbaatzuchtige zorg voor het welzijn van anderen en de bereidheid te helpen bij noodsituaties. De vraag is echter of die liefdadigheid wel zo altruïstisch was?
Het was zeker ingegeven door eigenbelang. Men moest een vorm van gemeenschapszorg uitwerken om aan de druk van de grote groep armen te weerstaan. Een collectieve actie om een collectief doel te bereiken dus: samenwerken om hun rijkdom te verdedigen als het ware. Deze coalitie was echter heel broos, want alhoewel dat doel niet afzonderlijk kon worden bereikt, werd het toch geschapen, als een individu er niet aan meewerkte.
Het uitdelen van aalmoezen gebeurde daarom heel demonstratief en creëerde op die manier een zekere morele druk op hen die het (ook) goed hadden. De liefdadigheid, maar ook de veiligheid, kon immers maar blijven bestaan, als iedereen in de coalitie even liefdadig was.
De kerk speelde in de middeleeuwse samenleving eveneens een grote rol. Zij was als het ware tussenpersoon tussen gever en afnemer. Zij zorgde dat de armen het “surplus van anderen” aanvaardden en maakte dat de liefdadigheid zichtbaar maar ook controleerbaar werd voor de rijken.
Bij het ontstaan van de steden drong de gedachte op van een verplichte, uit gemeentebelasting bestaande hulp. De instabiele, vrijwillige en caritatieve acties waren niet meer houdbaar. Armoede werd ook meer en meer gelinkt aan landloperij en criminaliteit. Door een zekere mobiliteit van de armen, behoeftigen, zieken en gepeupel, kwam ze af op de rijke gemeenten. Armenzorg werd van dan af grotendeels ingegeven door het bewaren van de openbare orde en de openbare gezondheid. Om de maatschappelijke orde te bewaren werden armenhuizen opgericht[1].
Tot op de dag van vandaag behoort armoedebestrijding nog steeds tot het takenpakket van de overheid.
In de loop van de geschiedenis is het nochtans vele malen tot opstand gekomen. Armen kwamen op voor hun rechten, waardoor het meermaals tot conflicten kwam. De reden hiervoor is dat er steeds een grote groep armen is geweest, die een blijvende bedreiging betekende voor de kleine groep rijken. Ongelijkheid werd onbillijkheid en zorgde voor protest.
Volgens een rapport uit 1995 van de Verenigde Naties is onze wereld uitgegroeid tot een champagneglasbeschaving.[2] Dit is de cynische vorm van de verdeling van de rijkdom in de wereld. Volgens dat rapport hebben 20 procent van de mensheid, 83 procent van de rijkdom in de wereld in handen, terwijl de armste 60 procent van de mensheid maar 6 procent van de rijkdom bezit. Deze concentratie van rijkdom is nu groter dan op enig ander moment in de geschiedenis van de wereld.
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEgX9DfPB7QEdKmx-e9Ctx6iqqw4Cs8l6ObYw2Jt0szCf7uhWJFBRQX9Hr3v_TUJ-BUPpIgMv38m-il3hYep7Z0okvLwbJMPk5E_dxQBLUEauEGUSI1O_fIhH-Mi8wcNOkY2iL75XZagVEyK/s320/grafiek.png)
De kloof tussen arm en rijk is meer dan verdubbeld in de afgelopen 30 jaar.[3] Sedert begin van de jaren zestig werden de rijkste 20 procent van de mensheid 30 keer rijker dan de armste 20 procent. Met andere woorden, de rijkdom is in handen van 20 procent van de mensen; en die groep is dertig keer rijker geworden ten opzichte van de armste groep mensen.
Ik breng dit naar voren, omdat 2010 het Europees Jaar is voor de Bestrijding van Armoede en Sociale uitsluiting.
België maakte in het kader van het Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie van armoedebestrijding een prioriteit.
Op 17 oktober 2010, de Werelddag van Verzet tegen Armoede, trokken ruim duizend betogers naar Brussel voor de uitroeiing van armoede en voor een rechtvaardiger samenleving. De leuze van de betogers was “laagste inkomens omhoog”.[4]
Blijkt immers dat één op de zeven belgen arm is.[5]
Onderzoek van Comeva en de Koning Boudewijnstichting [6] bracht aan het licht dat één op de vijf alleenstaande vrouwen met kinderen in belgië, financiële moeilijkheden heeft. Dit artikel verscheen in het 2de trimester van het tijdschrift Blikveld.
De vrijdag vóór het weekend van de betoging verscheen een artikel in de krant[7] over het feit dat SP.a-kamerlid Bruno Tuybens niet te spreken was over de veel te hoge bonussen die ex-premier Jean-Luc Dehaene binnenrijft.
Waarover gaat het?
De afgelopen weken bleek de koers van het aandeel AB-InBev met 2,5 euro gestegen. Dat betekent dat Dehaenes variabele bonus met circa 300.000 euro was gestegen, tot 3 miljoen euro.
En daar bleef het niet bij. Het luxemerk Louis Vuitton kan amper de vraag naar hun producten bijhouden. De voorraden kunnen in hun winkels niet tijdig worden aangevuld. Ze hebben dan maar besloten om de openingsuren van enkele winkels in te korten om niet uitverkocht te geraken. Welke pervers mechanisme speelt hier? Is hier sprake van een “schaars én levensnoodzakelijk goed”?
Ik vraag mij af of de ongelijkheid vandaag nog tot grote politieke acties zou kunnen leiden. Kan er nog iemand opstaan als Karl Marx die alle proletariërs oproept om zich te verenigen?
Persoonlijk denk ik het niet. Volgens mij verschilt onze maatschappij te veel van deze van Marx. Daar waar vroeger een kleine groep rijken bestond en een grote groep armen, lijkt er mij nu een (te) grote groep “middenklasse” te bestaan. En laten wij eerlijk zijn, behoren wij allemaal niet tot deze groep? Deze groep noemde de Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith de “tevreden meerderheid”.[8]
De wereld van de tevredenen bestaat, in visie van John Kenneth Galbraith, uit een heel divers gezelschap van middenstanders, managers, financiers, zakenlieden, industriëlen, ambtenaren, wetenschappers, de betere pensioentrekkers, goed gesubsidieerde boeren, en nog een dozijn andere groepen.
Apathisch zijn de tevredenen allerminst. Alles wat het comfortabele bestaan bedreigt, wordt fel en energiek bestreden. De algemene stemming onder de tevredenen wordt bovendien gekenmerkt door het ontbreken van iedere fundamentele twijfel aan het bestaan dat ze leiden, aan de beheersbaarheid van de toekomst en aan het feit dat zij de teugels van dit alles in handen hebben en houden.[9]
De middenklasse wordt echter ongerust en de onderklasse zit zonder perspectief. Maar zal de solidariteit groot genoeg zijn?
Wat denk je? Zal de overheid moeten ingrijpen? Moet de maatschappij vrezen voor openbare onrust? Hoeveel ongelijkheid is aanvaardbaar?
[1] DE SWAAN, A., Zorg en de Staat, uitg. Bert Bakker, 2004, p. 25 - 62.
[2] GOROSTIAGA, X., “World had become a ‘Champagne Glass’-globalization”, National Catholic Reporter, 27 januari 1995.
[3] Cijfers gebasseerd op de studie in 1995.
[4] DE STANDAARD, 18 okt. 2010.
[5] Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdiensten (FOD) Economie.
[6] Blikveld nr. 18, 2de trimister, 2010.
[7] De Standaard, 15 okt. 2010.
[8] GALBRAITH, J.K., The Culture of Contentment, Houghton Mifflin, 1992.
[8] GALBRAITH, J.K., The Culture of Contentment, Houghton Mifflin, 1992.
[9] Idem. (eigen vertaling)
3 opmerkingen:
Zoals u goed verwoord, leven wij nu in een kapitalistische maatschappij. De mensen willen steeds meer. Ze zien elkaar als concurrentie. Ik vind dat er een groot verschil is tussen bepaalde soorten van armoede. Veel mensen die mij hun verhaal vertellen zouden niet in armoede leven wanneer zij beter begeleid zouden worden. Men moet de bron van armoede aanpakken. Wordt het geld wel op een goede manier uitgegeven? Maar armoede is niet enkel een zaak van inkomen. Armoede is volgens mij een sociale uitsluiting op verschillende vlakken zoals gezondheid, werk, onderwijs, vrije tijd,… Dit is een probleem dat niet zichzelf oplost. Alleen lukt dit ook niet, er moet voor samengewerkt worden. Een positief punt; armoede staat niet gelijk aan ongeluk, en zolang men er blijft in geloven verdient iedereen een tweede of meerdere kansen.
Een aanvulling op de reactie van Sofie,
Ik begrijp wat je bedoeld met “ (wij) leven […] in een kapitalistische maatschappij”, maar helemaal juist is niet het. Kapitalisme is een maatschappelijk stelsel waarbij de productiemiddelen particulier eigendom zijn en geproduceerd wordt binnen een vrije markteconomie.
Wij kunnen in België moeilijk spreken van een volledige vrije markteconomie. Om maar één voorbeeld te geven: de maximumprijs van een huishoudbrood is in België wettelijk vastgelegd. Hoewel ik het niet rechtstreeks heb aangegeven in mijn betoog, kan ik het evenwel niet ontkennen dat wij in een “geleide” kapitalistische samenleving leven.
Wat je zegt over de verschillende soorten van armoede is correct.
“Armoede is inderdaad meerdimensionaal. Ze bestaat niet enkel uit inkomenstekort, maar is een cumulatieve ontstentenis op het gebied van inkomen, huisvesting, onderwijs, gezondheid, politiek, cultuur, …”
Ik heb het een beetje moeilijk met “Veel mensen die mij hun verhaal vertellen zouden niet in armoede leven wanneer zij beter begeleid zouden worden”. Over hoeveel mensen heb je het en over welke begeleiding heb je het hier? Ben ik verkeerd dat er (in België) verschillende sociale instituties bestaan om mensen met problemen op te vangen en te helpen ? (Ik ken het Mattheüseffect maar ik ga hier even niet verder op in).
Over hoe het geld besteed moet worden zullen er uiteraard altijd veel en verschillende meningen bestaan.
Wat ik niet begrijp is je laatste opmerking in verband met “armoede staat niet gelijk aan ongeluk” en in wat moet men geloven om nog een kans te verdienen? Kan je dit even uitleggen?
Wat ik zelf met mijn blogbijdrage wou aangeven is eigenlijk heel simpel en reeds verwoord in de tekst. In de loop van de geschiedenis is het vele malen tot opstanden gekomen. De armoede en de slechte levensomstandigheden lagen veelal aan de basis van deze conflicten.
Wanneer wordt ongelijkheid onaanvaardbaar. Hoe komt het dat er niemand opstaat en zegt dat het genoeg is? Hebben wij het (te) goed?
Ik zal daar zelf volmondig op antwoorden: “JA!”.
Ik heb mijn eigen huis. Ik heb mijn eigen wagen, ik heb drie laptops en een desktop computer,… ik heb een keuken met een gasfornuis van 90 cm breed, een microgolfoven, een stoomoven en een gewone oven, en ik kan niet eens koken! “Het probleem is […] dat consumeren tot een collectieve verslaving is uitgegroeid. Wat ooit luxe was, wordt noodzaak, centrale verwarming bijvoorbeeld. En er zijn altijd weer nieuwe dingen die we willen hebben. Mensen zouden er eens mee op moeten houden om altijd meteen naar het volgende doel te streven, in plaats van eerst eens te genieten van wat ze bereikt hebben.” (Richard Layard)
Wie is Richard Layard:
Richard Layard (71) is hoogleraar arbeidseconomie aan de London School of Economics en directeur van het door hemzelf opgerichte Centre for Economic Performance. Als adviseur van de regering-Blair had hij belangrijke invloed op het besluit om topinkomens in het bedrijfsleven zwaarder te belasten -- Blair was daar aanvankelijk tegen, omdat hij bang was dat het werklust en initiatief zou ondermijnen.
In de jaren negentig was hij ook economisch adviseur van de Russische regering en schreef hij er verschillende boeken over (Changing the Economic System in Russia, The Coming Russian Boom). Sinds 2001 is Richard Lord Layard of Highgate lid van de House of Lords, de Britse Eerste Kamer. In 2004 verscheen zijn boek Happiness, in Nederland uitgebracht onder de titel Waarom zijn we niet gelukkig? Hij wil graag een European Center for Happiness Studies oprichten en is daarvoor op zoek naar een 'rijke intellectueel'. Layard trouwde op zijn vijftigste ('It's wise to marry late'), heeft vijf stiefkinderen en zes kleinkinderen.
“Veel mensen die mij hun verhaal vertellen zouden niet in armoede leven wanneer zij beter begeleid zouden worden”. Over hoeveel mensen heb je het en over welke begeleiding heb je het hier? Ben ik verkeerd dat er (in België) verschillende sociale instituties bestaan om mensen met problemen op te vangen en te helpen ?
Correct, maar mijn stelling gaat over mensen met een normaal inkomen maar die vooral door hebzucht in de armoede komen. Men kan genoeg verdienen om zichzelf te voorzien in de basisbehoeften, maar door hebzucht onnodige dingen aan te kopen toch in de armoede geraken. Deze mensen worden door de meeste sociale instituties over het hoofd gezien. Versta me niet verkeerd, ik weet ook wel dat er voor deze mensen genoeg hulp bestaat maar ze moeten dit zelf willen en zelf hulp zoeken.
Wat ik niet begrijp is je laatste opmerking in verband met “armoede staat niet gelijk aan ongeluk” en in wat moet men geloven om nog een kans te verdienen? Kan je dit even uitleggen?
Wie in armoede leeft, is daarvoor niet ongelukkig. Men kan te weinig geld hebben om goed te kunnen rondkomen, maar wel een hecht en warm gezin hebben. Daar tegenover staat dan dat men al het geld van de wereld mag hebben, als je bij niemand op de wereld terecht kan zal dit niet bijdragen tot geluk. Volgens mij kan je ‘echte’ vriendschap en liefde nog steeds niet kopen.
Daarom moeten de mensen ook geloven hoe diep ze zitten, is dat nu op financieel, werk of relatievlak, er kan altijd ergens hulp gezocht worden, maar men moet de trots kunnen opzijschuiven. In wat moet men geloven? Vooral in zichzelf. Uiteindelijk is het toch de persoon zelf die het moet doen. Heb je geen werk? Ga er dan zoeken, het aanbod is volgens mij wel groot genoeg. En zo is er voor alles wel een oplossing.
Mensen zouden er eens mee op moeten houden om altijd meteen naar het volgende doel te streven, in plaats van eerst eens te genieten van wat ze bereikt hebben.
Volledig mee eens, en mooi besluit!
Een reactie posten